Onderweg met Henny Nanning Bekebrede


‘Ik kom uit een echte spoorfamilie. Vader, ooms, neven, broer, mijn man, er hebben er bij ons heel wat bij het spoor gewerkt.’ 

Henny Nanning Bekebrede vertelt over haar spoorfamilie.

Henny Nanning


Ik kom uit een echte spoorfamilie. Vader, ooms, neven, broer, mijn man, er hebben er bij ons heel wat bij het spoor gewerkt. Mijn vader, Gerrit Bekebrede, werkte als machinist op de stoomtrein in Amsterdam. Ik zie het nog voor me dat ik als meisje op het Amstelstation stond en dat mijn vader op zo’n enorme loc langsreed. Apentrots was ik dan.’ 

‘Mijn man, Fred Nanning, heeft ook 33 jaar als machinist gewerkt. Dat kwam eigenlijk door mijn vader. Toen ik Fred leerde kennen, werkte hij nog bij Fokker als elektromonteur. Mijn vader geloofde niet zo in Fokker. Hij zei: ‘Jongen, als je mijn dochter wilt trouwen, dan moet je een vaste baan met zekerheid hebben.’ Hij bedoelde: je moet bij het spoor. Dat heeft Fred gedaan, al ging hij er in het begin 500 gulden per jaar op achteruit. Dat is later wel opgetrokken. En hij kreeg meer vrije tijd. Hij sleutelde regelmatig aan auto’s van collega’s. Het was bij ons in Diemen net een garagebedrijf. Dat was zijn hobby.'

‘Toen mijn man zo rond zijn 60ste met pensioen ging, ben ik nog blijven werken. Ik ben eerst twintig jaar als moeder thuisgebleven. Daarna heb ik twintig jaar in een bejaardentehuis achter de balie gezeten. Telefoon beantwoorden, een beetje aardig zijn voor de mensen die binnenkomen. Werken mag je het niet echt noemen, het is meer aanwezig zijn.’

‘Mijn man is in 2013 overleden. We hebben samen een heel mooi leven gehad. We zijn 57 jaar getrouwd geweest. Ik mocht het van mijn moeder nooit zeggen, maar dat doodgaan is toch een foutje in de schepping. Ik mis hem om me heen. Ik ben nu 83. Soms zijn de dagen wel lang. Maar ik heb nog een zoon die geregeld langskomt en ik heb een schat van een kleindochter. En ik loop dan wel niet meer zo goed, maar ik rijd nog prima auto. En af en toe ga ik nog eens met de trein. Gewoon om er even uit te zijn. Laatst sprak ik op een station een wat oudere machinist aan. Die heeft ook in Amsterdam gewerkt. Toen ik de naam van mijn man noemde, kwam er een brede glimlach op zijn gezicht. Dat vond ik toch wel erg mooi.'